Volkscentrum

Een onafhankelijk socialistisch instituut voor ongenuanceerd tegengeluid uit de linker hoek

Gelul over klassenstrijd

Voor zij die ad infinitum over “de klassenstrijd” lullen. Waarin een ondialectische wereldbeschouwing resulteert.


Publicatie: 18 augustus 2025

Auteur: Poldercom


Jonas Zeuner - Vuurgevecht aan de Vaartse Rijn

Ik ben nu al een aantal jaar communist. En ik kan nu met volle vertrouwen zeggen dat ik de algemene tendensen in de nationale en internationale bewegingen ken, zowel de communistische als andere linkse en massabewegingen. Ik heb dan ook veel met mensen uit deze bewegingen gesproken en ben daardoor een hoop verschillende ideeën en wereldbeschouwingen tegengekomen. Vandaag wil ik dieper op de communistische beweging ingaan, en in het bijzonder een vaak voorkomende wereldbeschouwing daarin, gerelateerd aan een problematische interpretatie van het imperialisme.



De communistische beweging heeft in de meeste gevallen deze drie heren hoog in het theoretische vaandel staan: K. Marx, F. Engels en W.I. Lenin. Met goede redenen, want het waren deze drie heren die met hun theorieën de arbeidersbeweging, waarmee elke communist zich bezighoudt, grote sprongen voorwaarts hebben gebracht. Maar omdat de laatste van hen, Lenin, nu al meer dan honderd jaar geleden het noodlot der dood trof, kunnen de theorieën van deze drie heren enkel als blauwdruk gelden voor de wereldbeschouwing van communisten vandaag de dag. Lenins begrip van het imperialisme niet uitgezonderd.



Nu zijn er, in de absentie van een leidende koers in de westerse communistische traditie, veel verschillende interpretaties van de hedendaagse wereld, m.n. over imperialisme. Ik wordt dan ook vaak op mijn hoede gesteld voor veelvoorkomende opportunistische, d.i. verkeerde, opvattingen over het imperialisme—hiermee ben ik het eens. Maar vervolgens hoor ik vaak (van verschillende mensen tijdens verschillende gespreken) dat ideeën als “neokolonialisme,” “multipolariteit,” “het onderscheid tussen nationale en comprador burgerij,” enz.—dat zulke ideeën niet marxistisch zijn en tot een verneveling zouden leiden van de o zo belangrijke “klassenstrijd.” En belangrijk om te noemen is dat in deze gevallen gedoeld wordt op de meest fundamentele klassenstrijd, die tussen landelijke kapitalist en landelijke arbeider.



Maar waarom is dit punt zo belangrijk? Iedere marxist weet dat het (klassenstrijd) de drijvende kracht is in de geschiedenis. Zelfs vele niet-marxisten erkennen het bestaan van klassenstrijd, maar het was Marx zijn verdienste te laten zien dat deze strijd uiteindelijk zal gaan leiden tot de dictatuur van het proletariaat. En elke communist weet dat hoewel de strijd tussen de landelijke kapitalist en landelijke arbeider de meest fundamentele strijd is, dat niet elke strijd deze ideale vorm neem: de vrouwenstrijd of de rassenstrijd komen er niet perfect mee overeen, omdat er ook vrouwelijke of niet-“witte” kapitalisten bestaan, evenals (en deze zijn de overgrote meerderheid) vrouwelijke en niet-“witte” arbeiders. Maar dat betekent niet dat communisten deze strijden negeren, zij laten juist aan mensen zien dat deze strijd niet los te trekken is van de klassenstrijd en de noodzaak van de dictatuur van het proletariaat.



Maar waarom kunnen zoveel kameraden dit feit (de verschillende strijden) begrijpen als het gaat om de vrouwen- of rassenstrijd, maar niet als het gaat om de strijd tussen nationale en comprador burgerij, enz.? Het is compleet onlogisch om het onderscheid tussen de nationale en comprador burgerij te negeren/verwerpen, als men een oprechte marxist was. Materiële acties bepalen (net zoals productieverhoudingen) iemands plaats in de Mars der Geschiedenis—iemands plaats in de Wereldrevolutie. Bijv.: communisten strijden tegen zij die de arbeidersbeweging aan de kapitalisten verkopen—tegen de zgn. arbeidersaristocratie. Wegens hun materiële acties vormt een (zeer klein) deel van de arbeidersklasse zich om tot een verraderlijke klasse die door communisten bevochten moet worden. Ik kan me niet voorstellen dat er een oprechte communist is die het hier niet mee eens is. Dus waarom is het voor sommigen onmogelijk om in te zien dat een deel van de burgerij tijdelijk aan de juiste kant van de Wereldrevolutie kunnen staan, waardoor het mogelijk en noodzakelijk wordt een alliantie met hen aan te gaan?



Waarom kunnen deze zelfverklaarde “marxisten,” die dus maar eindeloos blijven lullen over “klassenstrijd”—en het in een zekere zin verheerlijken—, het bestaan van neokolonialisme en de noodzaak voor multipolariteit niet erkennen? Op de een of andere manier kunnen zij niet bevatten dat veel landen geen economische onafhankelijkheid hebben, dat deze landen nog steeds politiek en economisch overgelaten zijn aan de genade van hun voormalige kolonisatoren. Deze lui blijven klagen over het feit dat mensen die het neokolonialisme aanhalen de landelijke klassenstrijd—tussen landelijke kapitalist en landelijke arbeider—negeren. In het wezen van de zaak zien deze “marxisten” formele onafhankelijkheid van de oude koloniale machten en verwachten dan ook politieke en economische onafhankelijkheid—wat een dwaasheid! Zulk begrip behoort alleen toe aan liberalen—zij zijn dan ook niets anders dan rode liberalen.



Hun gelul over “de klassenstrijd” is in werkelijkheid niets dan de reïficatie—excuseer de technische term—van de meest fundamentele strijd onder het kapitalisme, de strijd tussen landelijke kapitalist en landelijke arbeider. Deze reïficatie betekent niets anders dan dat de rode liberalen deze ideale beschrijving van klassenstrijd onder het kapitalisme tot object maken van elke analyse van de werkelijkheid. Hierdoor worden zij blind voor het feit dat uit deze fundamentele strijd een tal van verschillende strijden stroomt: bijv. de strijd tussen de Burkinese arbeiders en nationale burgerij tegen de Franse en Amerikaanse financiële elite, of de strijd tussen de Iraanse arbeiders en nationale burgerij tegen de Amerikaanse, Britse en Europese financiële elite. Dit zijn klassenstrijden die heden ten dage zich meer opdringen aan de Burkinezen en Iraniërs dan de strijd tussen landelijke kapitalist en landelijke arbeider.



Zonder de verschillende klassenstrijden, die uit de meest fundamentele strijd vloeien, te kunnen analyseren, en zonder de dialectische aard van deze klassenstrijden te kunnen begrijpen, vervalt elke schijn van realiteit in de analyses van de rode liberalen. Dit is waarom zij ad infinitum blijven lullen over “de klassenstrijd,” zonder op te merken dat al dit gelul er eigenlijk voor zorgt dat zij de echte klassenstrijden, de echte materiële situatie, verkeerd analyseren. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat zij niks kunnen betekenen voor het volk, zoals te zien is in Venezuela.



Zonder dialectiek vervallen deze zelfverklaarde “marxisten” terug naar het liberalisme, dit maal met een marxistisch lexicon. Doordat zij de Mars der Geschiedenis, de ontwikkeling van de Wereldrevolutie sinds Lenin niet goed begrijpen, blijven zij vastzitten in het verleden, waar de strijd tussen landelijke kapitalist en landelijke arbeider nog de overheersende strijd was. Lenin werd gruwelijk bekritiseerd door de intellectuele orthodoxe marxisten omdat hij een succesvolle revolutie leidde in Rusland, o.a. door een arbeiders-boeren-alliantie te verwezenlijken. Het geven van een nieuwe en creatieve blik op nieuwe omstandigheden is al sinds het begin van de Wereldrevolutie een reden voor liberalen om communisten hevige verwijten aan te jagen. Met nieuwe omstandigheden komen ook nieuwe verwijten—dit maal de verneveling “de klassenstrijd.” Alleen met het wapen der marxisme-leninisme kunnen wij deze in marxistische taal verscholen verwijten blootleggen en de Wereldrevolutie ook in het westen realiseren.